+31 - (0)6 - 403 23 123 

Evenredig

We kennen in het openbaar bestuur het evenredigheidsbeginsel en de evenredige vertegenwoordiging. Hoe verhoudt zich dat (nog).

Evenredige vertegenwoordiging is een kiesstelsel waarbij vrijwel alle uitgebrachte stemmen meetellen voor de uiteindelijke verhoudingen in de zetelverdeling, in dit geval een gemeenteraad. Maar, als tegelijkertijd kijken naar de demografische samenstelling van de lokale maatschappij, dan ontstaan er vraagtekens. 

Het evenredigheidsbeginsel houdt in dat de nadelige gevolgen van een besluit niet onevenredig mogen zijn in verhouding met het beoogd doel van dat besluit (gecodificeerd in Algemene wet bestuursrecht). Maar, worden daarmee de hiervoor bedoelde vraagtekens dan (voldoende) weggenomen.

Zonder dat we (altijd) hiervan bewust zijn, spelen deze vraagtekens wel een rol. Op een of andere manier wordt (eer onbewust dan bewust) gekeken naar het gewicht van de uitgebrachte stemmen, zonder daarin (altijd) expliciet te zijn of dat hardop durven te zeggen of dat we het niet (altijd) zinvol vinden.  Enige vorm van consistentie is niet (altijd) aanwezig, een ‘meetlat’ ontbreekt.  

Aan de hand van een voorbeeld uit het verleden, een van het heden en nu, en een voorbeeld in de toekomst, kan duidelijk worden gemaakt, waarom deze vraagtekens er zijn en nader eisen stelt aan het evenredigheidsbeginsel. 

Voorbeeld 1, is de babyboom voorheen. In de periode eind 1943 tot in begin 1970, hebben we (net als in andere Europese landen) een overgeboorte gekend. Er werden extra meer kinderen geboren. In Nederland was het aantal kinderen per gezin groter dan in andere Europese landen. Kinderen worden groot en krijgen ook een stem. Verhoudingsgewijs waren er meer stemmen van jongeren dan van ouderen. Hierdoor overheerste de ene de andere generatie. Het is niet bekend in hoeverre het evenredigheidsbeginsel deze overheersing in toom heeft weten te houden en – zo ja – in welke mate.

Voorbeeld 2, is dezelfde babyboomgeneratie, maar nu in de laatste levensfase. Op basis van levensverwachting, dan zal de babyboom van toen ons ontvallen in de periode van 2017 tot 2055. In deze periode zal er sprake zijn van oversterfte. Verhoudingsgewijs overheerst de oudere generatie de jongere, ook omdat sindsdien het gemiddeld aantal kinderen per vrouw is afgenomen. Hierdoor neemt het aantal jongeren met stemrecht af. De vraag is of we voldoende hiervan doordrongen zijn en corrigerend zijn door middel van het evenredigheidsbeginsel.  

Voorbeeld 3, ligt in het verlengde van het voorgaande. Als er geen babyboom was geweest, hadden we nu geen babyboomgeneratie. De stemverhouding tussen jong en oud was dan anders geweest. Immers, de gemiddelde leeftijd (anno 2023) bij deze babyboomgeneratie is 73 jaar. Als we deze overschot weglaten, dan is de gemiddelde leeftijd van de bevolking een stuk lager. Langzaam maar zeker zal deze lagere gemiddelde leeftijd zichtbaar worden naarmate de babyboomgeneratie wegebt. De omslag ligt rond 2039. Daarna zal de bevolking jonger zijn dan nu. Inmiddels nemen we binnen het openbaar bestuur besluiten die de periode na 2039 al raken. Met andere woorden, een oudere generatie moet uitspraak doen over het wel en wee van de jongere generatie. De vraag is over het evenredigheidsbeginsel wel hiertegen opgewassen is.  

Voorbeeld 4, heeft te maken met wat er ons staat te wachten in de laatste deel van de huidige eeuw. Mondiaal zal na 2080 zes senioren (70+) er zijn per geboren kind, in Nederland is dat dan vier per geboren kind. Vanaf die tijd hebben dan te maken met een structurele vergrijzing van de samenleving. Nu hebben we slechts te maken met een (kleinere) tijdelijke vergrijzing (en wat vanaf 2029 dooft en vanaf 2055 weg is). Als we dan tegen die tijd met deze structurele vorm van vergrijzing te maken hebben, dan zal de stem van ouderen zeker zwaarder wegen ten opzichte van jongeren. De vraag is dan of überhaupt het evenredigheidsbeginsel dan nog toereikend zal zijn.  
Deze voorbeelden klinken abstract en academisch van aard. Toch is dat nu al de werkelijkheid op lokaal niveau en relevant voor een gemeenteraad. We hebben gemeente met een sterk vergrijsde populatie en tegelijk gemeenten met een sterke aanwezigheid van de jongere generatie. Dat is terug te zien in de verkiezingsuitslagen. 

De vraag is dan, hoe wordt voorkomen dat de ene generatie ondersneeuwt door de andere generatie. En bovenal, hoe gaat een gemeenteraad vervolgens om met het evenredigheidsbeginsel. Ook een raadsgriffier zal daarop alert moeten zijn bij het adviseren van de gemeenteraad als het gaat om vormen van participatie en inspraak. Ondertussen moeten wel al gaan nadenken over de toekomst. 2080 lijkt ver weg, maar besluitvorming om tot oplossingen te komen kan ook niet snel. Ook in de kring van raadsgriffiers en de kring van gemeenteraadsleden zal hierover nagedacht moeten worden om tijdig en adequaat te kunnen anticiperen op wat op ons afkomt.

terug