We kennen in het openbaar bestuur het evenredigheidsbeginsel
en de evenredige vertegenwoordiging. Hoe verhoudt zich dat (nog).
Evenredige vertegenwoordiging is een kiesstelsel
waarbij vrijwel alle uitgebrachte stemmen meetellen voor de uiteindelijke
verhoudingen in de zetelverdeling, in dit geval een gemeenteraad. Maar, als
tegelijkertijd kijken naar de demografische samenstelling van de lokale
maatschappij, dan ontstaan er vraagtekens.
Het evenredigheidsbeginsel houdt in
dat de nadelige gevolgen van een besluit niet onevenredig mogen zijn in
verhouding met het beoogd doel van dat besluit (gecodificeerd in Algemene wet
bestuursrecht). Maar, worden daarmee de hiervoor bedoelde vraagtekens dan (voldoende)
weggenomen.
Zonder dat we (altijd) hiervan bewust zijn, spelen deze
vraagtekens wel een rol. Op een of andere manier wordt (eer onbewust dan bewust)
gekeken naar het gewicht van de uitgebrachte stemmen, zonder daarin (altijd)
expliciet te zijn of dat hardop durven te zeggen of dat we het niet (altijd)
zinvol vinden. Enige vorm van
consistentie is niet (altijd) aanwezig, een ‘meetlat’ ontbreekt.
Aan de hand van een voorbeeld uit het verleden, een van
het heden en nu, en een voorbeeld in de toekomst, kan duidelijk worden gemaakt,
waarom deze vraagtekens er zijn en nader eisen stelt aan het evenredigheidsbeginsel.
Voorbeeld 1, is de babyboom voorheen.
In de periode eind 1943 tot in begin 1970, hebben we (net als in andere
Europese landen) een overgeboorte gekend. Er werden extra meer kinderen
geboren. In Nederland was het aantal kinderen per gezin groter dan in andere
Europese landen. Kinderen worden groot en krijgen ook een stem.
Verhoudingsgewijs waren er meer stemmen van jongeren dan van ouderen. Hierdoor
overheerste de ene de andere generatie. Het is niet bekend in hoeverre het evenredigheidsbeginsel
deze overheersing in toom heeft weten te houden en – zo ja – in welke mate.
Voorbeeld 2, is dezelfde
babyboomgeneratie, maar nu in de laatste levensfase. Op basis van
levensverwachting, dan zal de babyboom van toen ons ontvallen in de periode van
2017 tot 2055. In deze periode zal er sprake zijn van oversterfte. Verhoudingsgewijs
overheerst de oudere generatie de jongere, ook omdat sindsdien het gemiddeld
aantal kinderen per vrouw is afgenomen. Hierdoor neemt het aantal jongeren met
stemrecht af. De vraag is of we voldoende hiervan doordrongen zijn en
corrigerend zijn door middel van het evenredigheidsbeginsel.
Voorbeeld 3, ligt in het verlengde van
het voorgaande. Als er geen babyboom was geweest, hadden we nu geen babyboomgeneratie.
De stemverhouding tussen jong en oud was dan anders geweest. Immers, de
gemiddelde leeftijd (anno 2023) bij deze babyboomgeneratie is 73 jaar. Als we
deze overschot weglaten, dan is de gemiddelde leeftijd van de bevolking een
stuk lager. Langzaam maar zeker zal deze lagere gemiddelde leeftijd zichtbaar
worden naarmate de babyboomgeneratie wegebt. De omslag ligt rond 2039. Daarna
zal de bevolking jonger zijn dan nu. Inmiddels nemen we binnen het openbaar
bestuur besluiten die de periode na 2039 al raken. Met andere woorden, een oudere
generatie moet uitspraak doen over het wel en wee van de jongere generatie. De
vraag is over het evenredigheidsbeginsel wel hiertegen opgewassen is.
Voorbeeld 4, heeft te maken met wat er
ons staat te wachten in de laatste deel van de huidige eeuw. Mondiaal zal na
2080 zes senioren (70+) er zijn per geboren kind, in Nederland is dat dan vier
per geboren kind. Vanaf die tijd hebben dan te maken met een structurele vergrijzing
van de samenleving. Nu hebben we slechts te maken met een (kleinere) tijdelijke
vergrijzing (en wat vanaf 2029 dooft en vanaf 2055 weg is). Als we dan tegen
die tijd met deze structurele vorm van vergrijzing te maken hebben, dan zal de
stem van ouderen zeker zwaarder wegen ten opzichte van jongeren. De vraag is
dan of überhaupt het evenredigheidsbeginsel dan nog toereikend zal zijn.
Deze voorbeelden klinken abstract en
academisch van aard. Toch is dat nu al de werkelijkheid op lokaal niveau en
relevant voor een gemeenteraad. We hebben gemeente met een sterk vergrijsde populatie
en tegelijk gemeenten met een sterke aanwezigheid van de jongere generatie. Dat
is terug te zien in de verkiezingsuitslagen.
De vraag is dan, hoe wordt voorkomen
dat de ene generatie ondersneeuwt door de andere generatie. En bovenal, hoe
gaat een gemeenteraad vervolgens om met het evenredigheidsbeginsel. Ook een
raadsgriffier zal daarop alert moeten zijn bij het adviseren van de
gemeenteraad als het gaat om vormen van participatie en inspraak. Ondertussen
moeten wel al gaan nadenken over de toekomst. 2080 lijkt ver weg, maar
besluitvorming om tot oplossingen te komen kan ook niet snel. Ook in de kring van raadsgriffiers en de kring van gemeenteraadsleden zal hierover nagedacht moeten worden om tijdig en adequaat te kunnen anticiperen op wat op ons afkomt.
created with
WordPress Website Creator .